zaterdag, juli 27, 2024
Onderwijs

Zorgplicht


Met de zorgplicht moet elk kind een passende onderwijsplek aangeboden krijgen. Dit wordt regionaal geregeld.
Scholen moeten ervoor zorgen dat elk kind een passende plek krijgt. Ook als het kind extra begeleiding en ondersteuning nodig heeft.
Een school zoekt in overleg met de ouders een passende plek.

De volgende opties zijn:

  • Op de eigen school;
  • een andere gewone school als de school van keuze hulp die nodig is niet kan bieden;
  • een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Met de zorgplicht wil de overheid voorkomen dat kinderen van school naar school worden gestuurd. Bijvoorbeeld omdat er op de school van keuze geen passend onderwijs voor ze is.

Aanmelden en verwijderen.

Zodra ouders hun kind schriftelijk aanmelden bij een school gaat de zorgplicht in. De school moet dan onderzoeken of de leerling op school terecht kan.
Als de school zelf geen passende leerplek kan bieden dan moeten ze gaan bekijken op welke school de leerling dan wel terecht kan.
Ook dit moet dan in overleg met de ouders gebeuren.
De school mag een leerling ook pas verwijderen als een andere school de leerling heeft toegelaten.

Samenwerkingsverband gewone scholen en scholen uit het speciaal onderwijs

Gewone scholen en scholen uit het speciaal onderwijs werken samen. Binnen het samenwerkingsverband maken zij afspraken over hoe de extra ondersteuning in de regio geregeld is. Dit aanbod moet dekkend zijn. Dat betekent dat alle kinderen in de regio een passende plek kunnen krijgen. Zo kunnen de scholen samen:

  • de basisondersteuning op alle scholen in de regio vaststellen;
  • alle kinderen een passende onderwijsplek bieden;
  • extra onderwijsondersteuning regelen;
  • kinderen die dat nodig hebben een plek bieden in het speciaal onderwijs;
  • het budget voor extra begeleiding op school verdelen.

De afspraken van het samenwerkingsverband staan in het ondersteuningsplan.

Inspectie

De inspectie moet toezicht houden op de uitvoering van de samenwerkingsverbanden in een regio.

Er wordt gecontroleerd op:

  • Dat samenwerkingsverbanden hun taak uitvoeren.
  • Dat het budget voor de extra hulp evenredig wordt verdeelt
  • Het organisatorisch goed werkt.