vrijdag, oktober 11, 2024
KindOuders

Depressie


Een depressie is een aandoening die valt onder de ‘stemmingsstoornissen’. Het is een ziekte van de stemming en gevoelens.

Van een depressieve stemming is sprake als er gedurende een langere periode een abnormale somberheid bestaat en/of een abnormale lusteloosheid, verlies van interesse of een onvermogen om ergens van te genieten.

Wat is een depressieve stoornis?

Er worden verschillende termen gebruikt voor depressie: somberheid, depressieve klachten, depressieve stoornis, et cetera.
We spreken van een depressieve stoornis als iemand voldoet aan de criteria die opgesteld zijn in het standaard classificatiesysteem van psychische aandoeningen, de DSM-5 (Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen).

In het onderwijs.

Uit onderzoek blijkt dat steeds meer jongeren depressief zijn of depressieve klachten ervaren.
In elke klas van 25 leerlingen op het voortgezet onderwijs heeft ongeveer één leerling een depressieve stoornis (diagnose) en hebben vijf leerlingen verhoogde depressieve klachten.

Wat zijn de symptomen?

Iemand heeft een depressieve stoornis als tenminste één van de volgende twee kernsymptomen gedurende minstens twee weken aanwezig is:

1. Een depressieve of prikkelbare stemming
2. Geen plezier meer beleven, verminderde interesse in (bijna) alle activiteiten.

Daarnaast moeten er tenminste vier van onderstaande symptomen aanwezig zijn:

  • Slaapgebrek of teveel slapen
  • Geremd of rusteloos zijn
  • Vermoeidheid of verlies aan energie
  • Zich waardeloos of extreem schuldig voelen
  • Terugkerende gedachten aan de dood of aan zelfdoding
  • Concentratieproblemen of besluiteloosheid
  • Eetproblemen (te weinig of te veel eten) of gewichtsverandering

Ook moeten de symptomen lijden of beperkingen veroorzaken in het functioneren zoals op sociaal gebied, in het functioneren op school of op andere belangrijke gebieden. De symptomen mogen niet het gevolg zijn van directe fysiologische effecten van alcohol/drugs of een lichamelijke aandoening.

Wanneer iemand niet volledig voldoet aan bovenstaande criteria, maar wel (een aantal) kenmerken heeft van een depressieve stoornis dan spreken we over depressieve klachten of depressieve symptomen.
In de volksmond wordt vaak de overkoepelende term ‘depressie’ gebruikt. Dit kan dus depressieve klachten of een depressieve stoornis inhouden.

Hoe herken je depressie op school?

Depressieve symptomen bij leerlingen zijn niet altijd zichtbaar op school. Dat komt omdat de meeste symptomen niet aan de buitenkant te zien zijn.
Depressie is een internaliserend probleem, het zit van binnen. Toch zijn er een aantal signalen en gevolgen van een depressie die wél zichtbaar zijn en waar je als docent op kunt letten.

  • Concentratie-problemen
  • Stil en teruggetrokken gedrag
  • Onrustig gedrag of juist vertraagd spreken en bewegen
  • Vermoeidheid (de jongere is minder actief)
  • Weinig zelfvertrouwen/lage eigenwaarde
  • Motivatieproblemen (bijv. huiswerk niet meer maken)
  • Achteruitgaande schoolresultaten
  • Meer verzuim of vaker te laat
  • Sociale problemen (bijv. isolatie of pesten)
  • Een sterke reactie op stress
  • Opvallende veranderingen in uiterlijk
  • Verwaarlozing (bijv. slechte hygiëne of ongewassen kleding)
  • Gewichtsverlies- of toename
  • Middelengebruik (bijv. meer blowen)
  • Risicovol en opstandig gedrag
  • Zelfbeschadiging/ automutilatie (bijv. krassen op arm)
  • Vage gezondheids-klachten (bijv. buik- en hoofdpijn)

Wanneer en hoe moet ik een leerling doorverwijzen?

Leerlingen met depressieve klachten kunnen ervoor zorgen dat je je behoorlijk ongerust maakt. Uiteindelijk ben je leerkracht en heb je een signalerende rol, geen hulpverlenende rol.
Merk je dat je eigen grenzen zijn bereikt of dat de leerling meer hulp nodig heeft, moedig de leerling dan aan om hulp te zoeken.

Dit kan op verschillende niveaus:

  • Netwerk mobiliseren: Moedig de leerling aan om met iemand te praten die hij/zij vertrouwt, bijv. ouders of vrienden.
  • Zorgteam: Bespreek welke hulp er binnen school mogelijk is, bijv. een gesprek met de zorgcoördinator,
    schoolpsycholoog of GGD-arts. Het zorgteam weet de weg als het gaat om doorverwijzen en zijn ondersteunend
    voor jou als docent.
    Als het goed is, zijn zij ook op de hoogte van het hulpaanbod binnen de regio. Vraag na hoe dit bij jou op school geregeld is, want dit verschilt per school.
  • Huisarts: Als docent kun je niet rechtstreeks doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp. Dit verloopt altijd via de huisarts. Je kunt de leerling en ouders wel adviseren om naar de huisarts te gaan.

Hoe kan ik ouders betrekken?

Het betrekken van ouders is van groot belang, bijv. als een leerling naar de huisarts wil om een doorverwijzing te krijgen voor specialistische hulp.

  • Wees je bewust van de rechten van ouders en leerlingen. Tot 12 jaar zijn de ouders verantwoordelijk en is enkel toestemming van ouders nodig voor verdere hulp van het kind.
    Bij jongeren vanaf 12 tot 16 jaar is de toestemming van zowel de ouders als de jongere zelf vereist.
    Vanaf 16 jaar mag de jongere zelfstandig beslissen en zou hij/zij dus zelfstandig naar de huisarts mogen.
    Echter is het altijd raadzaam om ouders te betrekken.
  • Stimuleer de leerling om zijn/haar problemen met ouders te bespreken en denk mee over hoe de leerling dit kan doen (bijv. Wanneer kan je dit doen? Wat kan je zeggen?).
  • Sommige leerlingen willen echt niet dat ouders betrokken worden. Probeer er achter te komen wat de reden is. Indien er sprake is van een zorgelijke reden (bijv. een onveilige thuissituatie), dwing de leerling dan niet.
    Bespreek met de zorgcoördinator of de situatie bekend is en stem de vervolgstappen af (bijv. een melding bij Veilig Thuis)

 

Wat kan ik in de klas doen als een leerling depressief is?

Als je een leerling in de klas hebt, waarvan je weet dat hij/zij een depressieve stoornis heeft en/of in behandeling is bij een ggz-instelling, dan is het goed om deze leerling ook te ondersteunen in de klas.

De volgende tips kunnen helpen:

  • Geef positieve aandacht. Benoem wat goed gaat (bijv. “Wat fijn dat je vandaag toch op school bent”) en geef vaker complimenten aan de leerling.
    Doe dit individueel en niet in de groep.
  • Verminder (tijdelijk) de werkdruk voor de leerling, bijv. door aangepaste hoeveelheden lesstof/huiswerk en extra tijd voor toetsen of opdrachten.
    Bespreek met de leerling wat mogelijk is.
  • Help de leerling met plannen en het behouden van overzicht m.b.t. huiswerk en toetsen.
  • Creëer kleine succeservaringen. Deel bijv. een opdracht op in kleinere stukken en geef een compliment als de eerste stappen zijn gelukt.
  • Creëer een veilige omgeving. Bespreek eventueel pesten en sociale isolatie met de klas.
  • Blijf contact onderhouden bij schoolverzuim. Zorg dat er binnen de school één contactpersoon is voor de leerling en zijn/haar ouders, waar ze terecht kunnen met vragen.
    Deze contactpersoon neemt regelmatig contact op om te vragen hoe het gaat en te bespreken of/hoe schoolwerk aangepast kan worden.
    Dit geldt vooral wanneer de leerling helemaal niet meer naar school komt vanwege depressieve klachten.
  • Als een leerling in behandeling is bij een ggz-instelling, dan is het verstandig als iemand binnen de school (bijv. de zorgcoördinator of mentor) direct contact heeft met de ggz-instelling om overleg te plegen. Spreek in het team af wie contactpersoon is vanuit school.