zondag, mei 19, 2024
Onderwijs

Onderwijsinspectie


De Onderwijsinspectie beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs op scholen en andere onderwijsinstellingen.
De inspectie bekijkt of scholen en opleidingen voldoen aan de wetten en regelgeving en of ze hun financiën op orde hebben.
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is verantwoordelijk voor de onderwijsinspectie.
Als Inspectie van het Onderwijs waarborgen zij de basiskwaliteit van het onderwijs. Daarnaast stimuleren ze besturen en scholen om hun ambities waar te maken en mogelijke verdere verbeteringen te realiseren, boven de basiskwaliteit.

De vier pijlers van het toezicht

  1. Het toezicht sluit aan bij de verantwoordelijkheid van het bestuur.
  2. De inspectie waarborgt de wettelijke kwaliteit en stimuleert de eigen ambities van het bestuur en scholen/opleidingen.
  3. Alle besturen worden vierjaarlijks onderzocht. En alle scholen/opleidingen worden vierjaarlijks bezocht, op verschillende manieren.
  4. Het vervolgtoezicht hangt af van de beoordeling die de inspectie geeft aan de kwaliteitszorg door het bestuur.

Stelseltoezicht

Naast het toezicht op individuele besturen en hun scholen kijkt de inspectie ook naar het onderwijsstelsel als geheel. Dit noemen ze het stelseltoezicht.
Hierover rapporteren ze gevraagd en ongevraagd over ontwikkelingen binnen het onderwijs en kaarten onderwerpen aan die maatschappelijke en politieke aandacht verdienen.

Wat beschouwd de inspectie als basisvaardigheden?

Om goed mee te kunnen doen in de maatschappij is het belangrijk dat leerlingen en studenten bepaalde vaardigheden ontwikkelen.
Het gaat daarbij onder meer om basisvaardigheden op de gebieden taal (lezen, schrijven en mondelinge taalvaardigheid), rekenen en wiskunde en burgerschap (sociale & maatschappelijke vaardigheden).
Doordat het thema basisvaardigheden de komende jaren een speerpunt is voor de inspectie is basisvaardigheden sinds 1 januari 2022 een vast onderdeel van het toezicht op besturen, scholen en opleidingen.
Taal, rekenen en wiskunde en burgerschap komen aan de orde tijdens het vierjaarlijks onderzoek en tijdens de onderzoeken op scholen/opleidingen.
Ook tijdens bestuursgesprekken kunnen de basisvaardigheden een gespreksonderwerp zijn.

Oordelen

Scholen die bij een onderzoek niet aan de wettelijke eisen voor basiskwaliteit blijken te voldoen, krijgen het oordeel Onvoldoende.
Deze scholen kunnen zelfs het oordeel Zeer zwak krijgen als ze beneden de wettelijke norm presteren die daarvoor geldt.
In het onderzoekskader van elke sector staat aangegeven in welke gevallen een oordeel Voldoende, Onvoldoende of Zeer zwak geldt.
Naast deze oordelen kan de inspectie de waardering Goed geven.

Financieel toezicht

Het financieel toezicht concentreert zich op de volgende vragen:

  • Is de financiële positie voldoende om goed onderwijs te blijven verzorgen? (continuïteit van het onderwijs)
  • Krijgen instellingen de onderwijsmiddelen waarop zij recht hebben en geven zij die middelen uit aan de juiste zaken? (de rechtmatigheid van de verkrijging en besteding van onderwijsmiddelen)
  • Is de besteding wel voldoende doel- en kostenbewust? (de doelmatigheid van de besteding).

Overige taken

Naast de basisvaardigheden en het financieel toezicht heeft de inspectie nog andere onderzoekstaken.
Denk daarbij aan de staat van het onderwijs, toetsen en examens, leerplicht, veiligheid en klachten en meldingen.

Voor meer informatie hierover kunt u terecht op de website van de onderwijsinspectie.