Onderwijs

Zelfbeschikkingstheorie


Zelfbeschikkingstheorie – Self-Determination Theory (SDT)

De zelfbeschikkingstheorie is een macrotheorie van menselijke motivatie en persoonlijkheid die betrekking heeft op de aangeboren groeineigingen en aangeboren psychologische behoeften van mensen. Het heeft betrekking op de motivatie achter de keuzes van mensen in de afwezigheid van externe invloeden en afleidingen. Het richt zich op de mate waarin menselijk gedrag zelfgemotiveerd en zelfbepaald is.

Gezien hoe zelfbeschikking kan helpen bij het bereiken van onafhankelijkheid, speelt dit concept niet alleen een essentiële rol in het algehele welzijn van het individu, maar ook in zijn algehele psychologische gezondheid. Omdat zelfbeschikking het individu aan het roer zet, maakt het de persoon zowel verantwoordelijk als potentieel schuldig voor wat er ook gebeurt.

Hierdoor heeft zelfbeschikking ook een grote invloed op de motivatie. Als het individu zelf gelooft dat hij zichzelf goed kan managen, zal hij meer dan waarschijnlijk meer motivatie vinden in welke taak hij ook wil uitvoeren.

Twee belangrijke aannames van de theorie:

De behoefte aan groei drijft gedrag. De eerste aanname van de zelfbeschikkingstheorie is dat een behoefte aan groei als mens gedrag drijft.
Mensen zijn altijd actief op zoek naar groei en verbetering (Deci & Ryan, 1985).
Beheersing krijgen van uitdagingen (zowel nieuwe als oude) is essentieel voor het ontwikkelen van een gevoel van eigenwaarde of, op zijn minst, een samenhangend gevoel.

Autonome motivatie is belangrijk. Zelfbeschikkingstheorie richt zich op het samenspel tussen de extrinsieke krachten die op personen inwerken en de intrinsieke motieven en behoeften van mensen.
Mensen kunnen over het algemeen worden gemotiveerd door externe factoren zoals geld, bijval en roem, en dit type motivatie staat bekend als extrinsiek.
De zelfbeschikkingstheorie richt zich echter vooral op interne bronnen van motivatie (de zogenaamde intrinsieke motivatie), zoals het leren zelfstandig worden en jezelf willen bewijzen.

Volgens Lepper, Greene en Nisbett (1973) is de kans zeer groot dat als het gedrag puur door zichzelf wordt bepaald, het zowel intrinsiek gedreven is als dat het gedrag niet wordt gedaan voor de beloning of de prijs, maar voor zelfvoldoening, interesse en plezier voor het gedrag zelf.

Niet-zelfbepaald gedrag wordt alleen uitgevoerd omdat het gedaan moet worden – niet uit plezier of omdat het het individu bevredigt, maar omdat het individu weinig tot geen keuze heeft of hij aan dat gedrag wil deelnemen. Dit leidt tot een gebrek aan controle, aangezien dit gedrag niet vrijwillig wordt gedaan.