dinsdag, april 30, 2024
Onderwijs

Wet op Expertisecentra


In de Wet op Expertisecentra is bepaald hoe het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs in Nederland is ingericht.
In deze wet wordt aangegeven dat het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is bestemd voor kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is.

Onderverdeling

Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt verdeeld in onderwijs aan:

  1. dove kinderen;
  2. slechthorende kinderen;
  3. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden die niet tevens behoren tot de onder a of b bedoelde kinderen;
  4. visueel gehandicapte kinderen;
  5. lichamelijk gehandicapte kinderen;
  6. langdurig zieke kinderen
    1. met een lichamelijke handicap
    2. anders dan met een lichamelijke handicap;
  7. zeer moeilijk lerende kinderen;
  8. zeer moeilijk opvoedbare kinderen;
  9. kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten;
  10. meervoudig gehandicapte kinderen;

Onderwijssoorten

  1. cluster 1: onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met deze handicap,
  2. cluster 2: onderwijs aan dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps,
  3. cluster 3: onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een van deze handicaps,
  4. cluster 4: onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten.

Bevoegdheid schoolonderwijs

Speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs mag alleen worden gegeven door degene die:

  1. in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens,
  2. in het bezit is van:
    1. een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
    2. een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van het onderwijs dat betrokkene zal geven, of
    3. een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 151,
  3. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs is uitgesloten.