Scaffolding
In een pedagogisch-psychologische context verwijst scaffolding naar het ondersteunen van het leerproces door een eerste volledige oriëntatiebasis te bieden in de vorm van instructies, stof tot nadenken en andere hulpmiddelen.
Zodra de leerling zelfstandig aan een bepaalde deeltaak kan werken, wordt deze “steiger” geleidelijk weer verwijderd.
Oorsprong.
In 1930 beschreef de Russische psycholoog Lev Semyonovich Vygotsky in zijn werk “Mind In Society” het idee van een zone van naaste ontwikkeling (ZPD), die de theoretische basis vormt voor het huidige begrip van Scaffolding. In het Nederlands vertaald kunnen we het steigers of steigeren noemen.
Vygotsky nam aan dat men in leerprocessen onderscheid kan maken tussen de “huidige ontwikkelingsfase” en de “potentiële ontwikkelingsfase”.
De ZPD is het verschil tussen het niveau van zelfstandig probleemoplossen en het niveau dat de leerling zou kunnen bereiken onder begeleiding van een competent persoon.
Hoewel Vygotsky de term zelf niet gebruikt, is de huidige steigerbouw gebaseerd op de ZPD om tot een zo effectief mogelijke leerondersteuning te komen.
In de loop van het leerproces wordt deze ondersteuning dan geleidelijk afgebouwd, ook wel fading genoemd.
De term ‘scaffolding’ zelf verscheen voor het eerst in een artikel uit 1976 van de Amerikaanse cognitieve psychologen Bruner, Wood en Ross.
In die tijd was het niet gerelateerd aan het werk van Vygotsky.
Ze kozen de metafoor ‘steiger’ om de vorm van ondersteuning te beschrijven die opvoeders aan het lerende kind bieden.
In het steigerproces is het de bedoeling hem te helpen een taak te voltooien die hij in eerste instantie niet alleen kan oplossen.
Het kind krijgt alleen hulp aangeboden op gebieden die het huidige kennisniveau te boven gaan.
Het doel is hem in staat te stellen een probleem zo veel mogelijk zonder instructies op te lossen.
Ten slotte vestigde Jerome Bruner in 1985 de aandacht op de parallel tussen het concept van steigers en Wygotsky’s theorie van een zone van naaste ontwikkeling.
Volgens P. Scott wordt de term in het dagelijks leven vaak oneigenlijk gebruikt voor verschillende maatregelen die het onderwijs ondersteunen.
Zoals computerprogramma’s of instructies van de leraar. Tot nu toe is er geen vaste, erkende definitie van “steigers” in een educatieve context.
Kenmerken
McKenzie (1999) somt verschillende punten op die succesvolle steigers kenmerken:
Duidelijke begeleiding geven
De docent is zich bewust van de problemen en onzekerheden die bij het leren kunnen ontstaan en ontwikkelt op basis daarvan stapsgewijze instructies.
Zo wordt duidelijk wat er moet gebeuren om een taak te kunnen oplossen en wordt onnodige verwarring voorkomen.
Het doel van taken bekendmaken
Steigers helpen de leerling te begrijpen waarom ze een bepaalde taak doen en wat er belangrijk aan is.
Dit vraagt om interessante vragen die verder gaan dan het louter verzamelen van informatie.
Voorkomen van afwijking van de taak
De leerling krijgt een manier aangeboden om met de taak bezig te zijn.
Hoewel hij een groot deel van zijn eigen werkwijze kan bepalen, geeft scaffolding bij elke stap van het leerproces aangepaste instructies die afwijkingen van het leerdoel voorkomen.
verduidelijking van verwachtingen
Aan de hand van succesvolle voorbeelden wordt de leerder vanaf het begin getoond wat belangrijk is bij het voltooien van een taak.
En welke criteria vooral belangrijk zijn bij de daaropvolgende beoordeling.
Vermelding van informatiebronnen over het onderwerp
In het begin geeft de docent literatuur aan waar nuttige informatie te vinden is.
Dit minimaliseert verwarring, frustratie en tijdverspilling van de kant van de leerling. Het is aan hem in hoeverre hij aanvullende informatie zoekt.
Voorkom onzekerheden, verrassingen en teleurstellingen
Het concept van de les wordt stap voor stap getest voordat het wordt gebruikt om eventuele problemen zoveel mogelijk te elimineren. Maar ook om een maximaal leersucces te garanderen.
Ontwikkeling van het leerplan
De eerste stap in scaffolding is het ontwikkelen van een curriculum dat de student van wat ze al weten naar een dieper begrip van het nieuwe materiaal brengt.
Het steigerplan moet zorgvuldig worden doordacht. Omdat elke nieuwe vaardigheid of elk stukje informatie dat de student leert logisch voortbouwt op de kennis en vaardigheden die ze al hebben.
De docent moet bereid zijn om voortdurend het kennisniveau van de leerlingen te kennen om de nieuwe informatie optimaal te kunnen combineren met de bestaande voorkennis.
Uitvoering van de steiger
De tweede stap is de implementatie van het ontwikkelde plan, waarbij de docent de studenten ondersteunt bij elke stap van het leerproces.
In het begin modelleert hij de te leren leerstof volledig door hardop te denken, zodat de studenten een idee kunnen opbouwen van de na te streven doelen en de wegen, middelen en methoden die daar toe leiden.
Deze modellering komt van de docent en vindt meestal plaats in een creatief vormgegeven frontale les.
Na observatie van het model beginnen de leerlingen zelf ervaring op te doen door zelfstandig aan delen van de opdrachten te werken.
De docent ondersteunt hen bij deze eerste oefeningen (“assisting”) en probeert te allen tijde hun leervoortgang te beoordelen (“monitoring”).
Naarmate studenten ervaring opdoen en inzicht krijgen in de leerstof, neemt de complexiteit van de taken toe en neemt de ondersteuning geleidelijk af.
Tegen het einde van een optimaal uitgevoerd steigerplan voltooien de studenten de hele taak zonder hulp van buitenaf.
Voor-en nadelen
Er zijn zowel voor- als nadelen aan het gebruik van scaffolding in het onderwijs.
voordelen
De leerling wordt betrokken bij de les.
Hij is niet alleen een passieve consument van informatie die hem door een leraar wordt gegeven.
In plaats daarvan bouwt hij zelf nieuwe vaardigheden op op basis van zijn voorkennis.
De leerling is gemotiveerd.
Door hem te laten zien wat hij met de hulp van een competent persoon kan bereiken, realiseert vooral de zwakke student zich dat hij dingen kan die hij voorheen nooit voor mogelijk had gehouden.
Positieve feedback van de docent stimuleert ook zijn motivatie.
De leerling is minder snel teleurgesteld.
Vooral voor een leerling die snel gefrustreerd is, is het belangrijk om te voorkomen dat hij niet betrokken raakt en de les niet wil volgen.
Steigers kunnen dit omzeilen door zich individueel op de vaardigheden van elke student te richten.
nadelen
Er komt veel werk bij kijken.
Vaak is er niet genoeg tijd om een les te doen die rekening houdt met de voorkennis en potentiële kennis van elke student (zone van naaste ontwikkeling).
De kwalificaties van leraren zijn zelden voldoende.
Als het gaat om steigertechnieken, moeten leraren speciaal worden opgeleid om deze leerstrategie ten volle te benutten.
De bereidheid van de leraar om de leerlingen wat werk toe te vertrouwen en fouten te laten maken, wordt vaak niet gegeven.
Curricula houden geen rekening met steigers.
In de plannen ontbreken vaak voorbeelden en richtlijnen over hoe een leraar steigers zou kunnen gebruiken om zijn of haar lessen over een specifiek onderwerp te structureren.